Jan Geurtz is in 1950 in Indonesië geboren, maar groeide op in Oostburg (Zeeuws-Vlaanderen). Hij woonde daar in de periode 1957 tot 1967. Hij was het jongste kind in een rooms-katholiek gezin en had vier zussen en een broer. Terwijl zijn zussen en broer een gedegen opvoeding kregen voelde hij zich, als nakomertje, aan zijn lot overgelaten. Hij kreeg het idee dat hij zwak en onvolkomen was en probeerde van alles om zich maar geliefd te voelen. Op 16-jarige leeftijd werd hij naar een technische hogeschool gestuurd in een stad, waar hij niemand kende. Hij vluchtte in roken, drugs en seks en leidde een wild bestaan als drummer in een blues band. Hij verzette zich ook tegen het katholieke geloof, waarmee hij was opgevoed. Hij volgde diverse studierichtingen, zoals Nederlands, orthopedagogiek en wetenschapsfilosofie, maar het eerste deel van zijn leven werd vooral getekend door tal van verslavingen.
In de eerste plaats aan liefde en erkenning
Aan nicotine
Aan en amfetamine (drugs).
Jan Geurtz is een is Nederlandse schrijver en leraar Tibetaanse boeddhisme. Volgens Geurtz kunnen mensen in hun vroege jeugd, door een gebrek aan liefde of aandacht, een gevoel van fundamentele zelfafwijzing ontwikkelen. Om de pijn daarvan te bedekken zoeken zij hun toevlucht tot allerlei verslavingen bijvoorbeeld door middel van drugs. Maar zij blijven vooral verlangen naar waardering van anderen en storten zich in liefdesrelaties.